Dutch lessons/ nederlandse les

The colors/ de kleuren :

Blue : blauw
Green : groen
Pink : roze
Yellow : geel
Brown : bruin
White : wit
Black : zwart
Grey : grijs
Orange : oranje
Red : rood
Purple : paars

The animals :

A cat : een kat
A dog : een hond
A horse : een paard
A pig : een varken
A bird : een vogel
A fish : een vis
A cow : een koe
A bull : een stier
A donkey : een aap
A sheep : een schaap

Introduce yourself

But first, the persons :

I : ik
You : jij
he/she : hij/zij/het
us : wij
you : jij
they : jullie

Hello, my name is Tjalda. Hallo, mijn naam is Tjalda

I'm 24 years old. ik ben 24 jaar oud

I live in the Netherlands. ik woon in Nederland.

To live : wonen
To have : hebben
To call : bellen/roepen